12 september 2019


Maandagochtend sta ik op en er steekt een draadje uit de knot wol. Dat gebeurt wel vaker, maar meestal zie ik het niet, of wil ik het niet zien. Of ligt het draadje te ver weg.

Ik sta op en pak het draadje vast. Trek eraan. De knot rolt in zijn geheel naar me toe, een wollige warboel. 

Ik stop het beddengoed in de wasmachine. Ruim de stapeltjes op de vensterbank naast de bank op. Gooi dozen weg waar Poes nu al weken niet meer in springt. Geef de planten water. Stofzuig het hele huis. 

Ik maak een planning voor de rest van de week. Een realistische planning. Inclusief dagen waarop ik niets moet.
Ik open de bestanden waarin ik lichamelijke oefeningen heb gezet. Oefeningen die ik kreeg tijdens de revalidatie in het ziekenhuis. Andere oefeningen die ik kreeg van de fysiotherapeut. Nog weer andere oefeningen die ik zelf verzamelde. Ik leg een matje op de schone houten vloer. Probeer oefeningen uit. Maak er een logisch geheel van. 

De volgende ochtend kom ik uit bed. Ik verdwijn in mijn vertrouwde hoekje in de bank. Ontbijt. Pak daarna het matje. Zet de laptop met de oefeningen op het scherm ernaast. Zoek tijdens het oefenen de balans tussen grenzen oprekken en erkennen dat de pijn een duidelijke streep trekt. Ga daarna weer in mijn hoekje zitten.
Toch voelt het anders. Ik heb spierpijn. En dat is goed.
Ik ga douchen, kleed me aan. Rij langs de apotheek, breng lege flessen weg, koop salades bij de supermarkt. Bereid me voor op de taalles van de volgende dag. En ook al blijven de gordijnen dicht, ik zit anders op die bank.

Ik zie op tegen de taallessen. Ik voel me nog zo klein, nog zo weinig zeker. Ben ik al beter in staat om aandacht te geven in plaats van indirect te vragen? Ik doe niet de hele reeks oefeningen op mijn matje maar wel de warming-up. Het zet mijn lichaam in de aan-stand.
De les gaat best goed. Ik bekijk mezelf wel van een afstandje maar het oordeel is milder. Mijn groepje bestaat vandaag uit drie aardige vrouwen, uit Rusland, Sri Lanka en Indonesië. Ik hoor mijn stem minder wiebelen, althans niet als ik lesgeef, wel in het sociale gebeuren. De rest van de dag slaap ik, energie geven gaat nog niet vanzelf.

Vandaag lig ik weer ruim een half uur op mijn matje te oefenen. Poes geeft me ondertussen kopjes. Vooral de Barasana, de gestrekte kindhouding, helpt me goed ontspannen. Ook later, op de bank, als ik op Spotify mijn afspeellijsten opschoon zodat de pareltjes weer beluisterd worden in plaats van ondergaan in slechte nummers, heb ik eerder in de gaten wanneer ik mijn adem inhoud, en kan ik loslaten. Het klinkt zo eenvoudig, ontspannen, loslaten. Maar we houden nu eenmaal liever vast. Lóslaten voelt als vérlaten.

Anderen zeiden het al, ga bewegen, dat is goed voor je. Maar ik wilde maandenlang niet goed voor mij zijn. 

Ik durf het nog moeilijk hardop te zeggen. Dat schept verwachtingen. Er is nog pijn. Er is verdriet. Maar ook weer een beetje hoop. Het lijkt toch echt iets beter te gaan. Er steekt een draadje uit een grote knot wol.