30 juni 2020

En opeens staat zijn stem op mijn voicemail. Het is niet de stem zoals ik mij deze herinner. Zoals hij na dertig jaar ongetwijfeld ook niet meer de man uit mijn herinneringen zal zijn.

Ik weet nog dat ik op de stang van zijn fiets zit, als hij me langs de Utrechtse grachten meeneemt naar zijn huis. Hoe we elkaar maar blijven zoenen, op het bankje aan de voet van de Domtoren. Hoe hij me op een zondagmiddag drie keer wegvoert van mijn huiswerk naar zijn grote bed met gele dekbed.

Ik herinner me nog heel goed dat ik op zijn witte houten vloer zit, voor de tv. Ik ben geschokt, zo net is bekend gemaakt dat de Golfoorlog is begonnen. Mijn eerste oorlog. Ik snapte niet dat mensen elkaar zoiets aan kunnen doen. Ik loop huilend naar school, waar hij al is. Hij geeft me zijn racefiets en samen fietsen we naar de Maarsseveense Plassen. Daar kom ik weer tot rust. Daar hou ik van hem.
Op de terugweg bij het stoplicht vlakbij zijn huis krijg ik mijn voet niet op tijd uit de beugel waarin mijn schoen op het pedaal rust en ik val om. Ik voel me weer dat kleine meisje bij deze grote overweldigende man.

Zo voel ik me ook als hij in zijn kamer tegenover me staat, met vurige blauwe ogen. Hij noemt me een sadomasochist. Ik hoor de vloer onder de voeten van zijn huisgenoot een etage onder ons kraken. Ik sta er gelaten bij. Ik begreep toch al niet waarom hij bij mij zou willen zijn, en hij is daar nu kennelijk ook achter gekomen.
Diezelfde blauwe ogen kijken me verrukt aan als hij me op mijn verjaardag een envelop overhandigd. Daarin zit een kaartje waarop staat dat hij een geweldig cadeau heeft: hij verbreekt de relatie en we worden weer vrienden! Hij denkt oprecht dat ik hier ook blij mee ben.

Een tijd later zie ik in de kantine zijn nieuwe relatie opbloeien. En vervolgens ook weer verdorren. 

Via een gemeenschappelijke vriend hoor ik nog wel eens over hem.
Over zijn bezigheden. Zijn gezin.
Ik ben blij dat ik hem bij die vriend niet ben tegengekomen. Ik schaam me voor wie ik toen was. Of nog steeds ben. Als ik aan hem denk voel ik me weer die bakvis. Wil ik leuker zijn dan ik ben. Mooier. Interessanter.

En nu staat zijn nummer tussen mijn telefooncontacten. En zijn naam in mijn agenda.