9 juni 2018


Het is begin van de middag, zo rond 13 uur.
Ik zit in de trein naar Amsterdam, op weg naar een expositie. Samen met mij is een viertal jonge mensen ingestapt, waaronder een nogal luidruchtige jongen onder de tatoeages en een keurig aangekleed en opgemaakt meisje. Ze blijken een stelletje.

Het groepje zit nog vol adrenaline van het feest waar ze vannacht waren, waar ze eigenlijk nog maar net weg zijn.

Daar scheppen ze naar elkaar over op; wie het laatste weg ging, wie het meeste heeft gedronken, wie nu het meeste brak is. Ze zijn op weg naar een verjaardag en een nieuw feest. Het stelletje is in een vierzitter voor me gaan zitten, tegenover een oudere vrouw. Ze vraagt de jongen naar de betekenis van zijn tatoeages. Zijn vier rozen blijken te staan voor de vier broers. Een vrouw als symbool voor het feest van de doden in Mexico. De oudere vrouw vertelt dat ze vroeger na een feestje om 10 uur thuis moest zijn. Daar moeten de jonge mensen erg hard om lachen. De vrouw vertelt dat ze op weg is naar de verjaardag van haar kleinkind, die wordt 1 jaar. Ze maakt er een lange reis voor. 
"Dat zou ik nooit doen", zegt één van de jongeren.
"Ik zou het eigenlijk ook niet moeten doen, maar ik kan geen nee zeggen", zegt de oudere vrouw.
"Met de trein kunt u wel lekker zuipen", luidt de reactie.

Naast me zit een vrouw met een tatoeage met de tekst Animal Liberation in een getypt lettertype. Er komt een tijd dat het merendeel van de mensen in een verzorgingshuis een tatoeage heeft. Dat verzorgers huiden wassen die zwart zien van de inkt. Dat er mensen wonen met namen die je niet met bejaarden associeert. Ziggy. Space. Splinter. Broos. Provider. Bickel. Mensen vol botox en piercings en implantaten. 

Zolang mensen maar nieuwsgierig blijven. Vragen blijven stellen in plaats van aannames doen.