9 januari 2019


"Welke kanker heb jij?" 
Sommige mensen vragen vooral om zelf te kunnen vertellen. En dat is prima. De vrouw tegenover me in de wachtruimte zit in een rolstoel van het ziekenhuis en heeft een doekje om haar hoofd.
In deze ruimte komen mensen meestal niet alleen. In deze ruimte zit in alle gezelschappen iemand met kanker. Zoals de oude moeder die gekomen is met haar twee kinderen en hun partners. Zo'n groot gezelschap wijst meestal op een slecht-nieuwsgesprek.

De vrouw tegenover me heeft borstkanker. Ze heeft vier chemokuren gehad, nog acht te gaan. Ze kijkt hoopvol naar mijn aangegroeide haren. 

Foto van internet, niet van mijn eigen lichaam
maar vergelijkbaar met mijn situatie

Ze verblijft nu in een zorghotel. Toen ik ziek werd heb ik ook in dat hotel rondgelopen, gekeken of het iets voor me zou zijn als ik niet meer in staat zou zijn om zelfstandig te wonen tijdens de behandelingen. Ik wist meteen dat ik hier niet terecht wilde komen. De vrouw tegenover me vindt het er ook vreselijk. Slecht eten waarbij ook geen rekening wordt gehouden met haar dieet. Personeel wat steeds naar de Port-a-Cath wil kijken, een geïmplanteerde katheter, uit nieuwsgierigheid, tot ze roept dat ze geen aapje is wat steeds bekeken kan worden. 

Ik zit in deze wachtkamer omdat ik gordelroos heb. Dat klinkt als een geslachtsziekte, zeker als je leest dat het ook wel herpes zoster heet. Toen ik het nog niet had dacht ik dat het iets van bejaarden was, een soort huiduitslag. Inmiddels weet ik beter. 
Ik citeer: 'Als iemand als kind waterpokken heeft gehad, trekt het virus zich terug in de zenuwcellen van het ruggenmerg. Door een verlaagde weerstand, na ziekte of een zeer emotionele periode, kan het virus weer actief worden en gordelroos veroorzaken. Wanneer het virus opnieuw geactiveerd wordt, vermenigvuldigt het en beweegt het via de zenuwbanen naar de huid. De kenmerken van gordelroos zijn een hevige, brandende of stekende pijn. Deze pijn is te wijten aan het vermenigvuldigen en bewegen van het virus door de zenuwen naar de huid toe en de zenuwbeschadiging die daarop volgt. Na een paar dagen ontstaan kleine groepen rode blaasjes. Deze gaan gepaard met een heftige jeuk. Na tien tot veertien dagen drogen de blaasjes in en worden korstjes. Het kan overal op het lichaam voorkomen, maar meestal openbaart de ziekte zich rond de buik en taille, doorgaans aan één zijde van het bovenlichaam.'

Mijn huisarts had aangegeven dat het in twee weken wel vanzelf over zou zijn, toen had ik nog maar twee groepjes rode plekken. De dagen erna kwamen er steeds meer groepen bij, de plekjes werden blaasjes en ik verging van de pijn.

De hematoloog leeft met me mee, zegt dat dit vast pijnlijker is dan de hele stamceltransplantatie en ik beaam dat.
Hij schrijft me drie pijnstillers voor, waaronder twee soorten morfine. Halleluja! 
De pijn maakt grotendeels plaats voor een roes waardoor ik nu stoned door het leven ga. Als ik mijn hoofd van links naar rechts draai voelt het alsof mijn geest in een lager tempo de beweging volgt. Het aan de stoeprand zetten van de kliko voelt als een wereldreis, mijn stappen zijn onzeker. Ik ben toeschouwer van het leven, geen  deelnemer. De morfine haalt niet alleen een groot deel van de pijn weg, maar je ervaart de pijn ook anders, met een afstand, een vertraging. En zo weeg ik het steeds af. Neem ik nog een pil tegen de terugkerende pijn en ervaar ik daardoor een versterkte verdwaasdheid of onderga ik de klappen die het gordelmonster uitdeelt. 

Morfine is vernoemd naar de Griekse god Morpheus, god van de dromen. Morpheus kon de vorm aannemen van elk mens en verscheen in iemands dromen als de geliefde van die persoon. Ik neem nog maar een pil en verheug me op wat komen gaat.