Als ik de keuken in loop zie ik agenten in zijn tuin staan. Ik open mijn keukendeur en vraag wat er aan de hand is. Een agent met een ernstig gezicht en een mondkapje loopt naar me toe. “Ik ben bang dat uw buurman is overleden”. Terwijl ik mijn hand voor mijn mond heb geslagen vertelt hij dat het er misschien wat heftig uit ziet met al die politie maar dat dit een routine onderzoek is naar de omstandigheden waaronder hij is overleden. Hij vraagt wanneer ik hem voor het laatst gezien heb. Wat ik weet van zijn sociale leven.
Ik vertel over zijn broer, die schijnt al onderweg te zijn. Ik vertel dat ik hem vorige week nog op zijn scootmobiel zag rijden, dat hij mij niet zag. Dat ik gisteravond het licht in zijn keuken zag branden en dat het uit was toen ik naar bed ging.
Een zwart busje arriveert, agenten van de forensische dienst stappen uit. Zijn broer wordt opgevangen in de hal maar mag nog niet bij hem. Aan de overkant van de straat staan een aantal persfotografen. Ik vloek hartgrondig als ze hun lens op zijn raam richten. Sta met mijn sleutels in mijn hand op het punt om ze verrot te schelden.
De agent klopt op mijn keukendeur. “Sorry dat ik het niet meteen zag, maar mijn collega wees me erop dat u verdrietig bent. Gaat het met u?” Hij vraagt of ik al eens eerder met de dood in aanraking ben geweest. Ik stel hem gerust, vertel over mijn recent overleden buurvrouw. Vertel dat ik sinds kort in een hospice werk. “De dood is niet nieuw voor mij. Maar zijn dood wel.”
Hij vraagt of ik slachtofferhulp nodig heb. “Ik heb mijn moeder net gebeld, zij was mijn slachtofferhulp.” Daarnaast heb ik slechte ervaringen met iemand van slachtofferhulp, lang geleden, na een overval in Athene, maar dat vertel ik niet. Hij zegt dat de fotografen ook maar aan nieuwsgaring doen, dat zij ze een beetje op afstand zullen houden.
We woonden ruim 20 jaar naast elkaar. Onze tuinen grenzen aan elkaar, alleen bij de keuken gescheiden door een smalle gammele schutting. Als hij buiten bij zijn keukendeur stond te roken en ik de mijne opende riep hij: “Hee, buurvrouw!” en dan praatten we over hoe het met ons ging. Over het milieu, hij kon zich zo boos maken om iemand die in een warme zomer langdurig zijn auto met de tuinslang schoonmaakte. “Verspilling!” Over een nieuw plantje in mijn tuin. Recentelijk had hij zijn verwilderde tuin door een vriend laten opknappen en hij keek elke dag verheugd naar nieuwe knoppen in zijn nieuwe planten. Naar de radijsjes die opkwamen. Was in de zomer enthousiast begonnen aan het maken van een toegangsdeur voor zijn tuin. Ook spraken we regelmatig over geluidsoverlast van buren. We waren allebei goed in een lekker potje mopperen. Als Waldorf en Statler uit de Muppet Show.
Hij en ik leken best wel op elkaar. Allebei prima op onszelf. Allebei heel graag zelfstandig. We kwamen niet bij elkaar op bezoek. We waren op elkaar gesteld, maar konden elkaar ook heel goed láten. Hij zorgde voor mijn kat Sam als ik een paar dagen weg ging en ik zorgde als dat nodig was voor zijn kat toen hij die nog had. Sam was dol op hem, niet in de laatste plaats om de snoepjes die hij haar gaf.
We spraken elkaar in de tuin, vooral in de zomer.
Zo konden we elkaar maanden niet zien, en kwamen we weer uit onze holletjes als de zon verscheen.
Juist gisteren bedacht ik nog hoe raar dat is. Dat we naast elkaar wonen en elkaar toch zo lang niet spreken. Ik bedacht me dat ik hem zou appen, om te vragen of alles goed ging.
En nu is het te laat. Nu is hij verleden tijd. Ook al slaat het heden me steeds weer opnieuw keihard in het gezicht als ik mijn schuttingdeur open en ons beider tuinen zie. Mensen uit de straat kijken lang bij hem naar binnen als ze langs zijn raam lopen of rijden. Alsof die lege stoel voor het raam het besef kan laten binnendringen. Ik zie anderen een kaartje in zijn brievenbus achterlaten.
De dag voor het afscheid wappert er nog steeds een stukje rood wit afzetlint aan zijn schutting. Ik voel me alweer een slechte buurvrouw. Hoe kan het zijn dat ik niets heb gehoord? Dat ik hem niet heb horen neergaan, niet heb horen doodgaan. Waarom spraken we elkaar niet vaker? Dan zie ik opeens een aantal vogeltjes in de enige boom in zijn tuin. Een stuk of 5, of 6. Een oranjerode borst en wangen, een blauwgrijs 'petje'. Ik zoek het op: vinken.
Laatst zag ik op tv iemand die symboliek toedichtte aan vogels. Ik zoek naar de symboliek van een vink: De vink laat zien dat het van belang is om de boodschap tussen de lijnen te vinden. Zo zul je verschillende kansen vinden om je eigen leven positief te sturen. De vink zal je verschillende situaties sturen om van te leren, waarin jij zult zien dat je in staat bent om je hoofd koel te houden en de boodschap te vinden. Volgens een andere site: Nieuwe ervaringen en ontmoetingen, een groot bereik, zomerverbinding, luisteren.
Ik geloof niet in dergelijke symboliek. Desondanks kan iets troostrijk zijn. We hadden het regelmatig over vogels. Hij vertelde dat hij wel eens met zijn scootmobiel en een verrekijker naar een nabijgelegen natuurgebied reed om vogels te spotten, maar dat hij het gevoel kreeg als viezerik te worden gezien.
De volgende dag rijden motoren de straat in, ze stoppen voor zijn huis. Het worden er steeds meer, zijn vrienden. Ook zijn familie verzamelt zich hier. Dan rijdt de rouwauto voor. Ik ga ook de straat op. Een vrouw met een doedelzak en een man met een trom staan voor de auto. Ze spelen en lopen voor de auto uit, terwijl deze met het lichaam van mijn buurman de straat uitrijdt. Daarachter stapvoets de motoren en auto's met familie.
Ik pak mijn fiets en rijdt naar de begraafplaats. Ik voel me wat uit de toon vallen, tussen alle bikers. Ik zoek oogcontact met mensen die ik wel eens in mijn buurmans tuin ontmoet heb, maar bereik niemand. Ik neem achter in de ruimte plaats. Alle stoelen zijn bezet, ook boven. Ik voel me steeds kleiner worden. Zoveel mensen ken ik niet. Zoveel mensen zullen van mij geen afscheid komen nemen.
De dienst is mooi. Heel persoonlijk. Een prachtig verhaal van zijn broer. Een hartverscheurend filmpje van mijn buurman zelf, waarin hij een boodschap inspreekt voor een feestelijke gebeurtenis van vrienden en waarin hij de kijker bedankt voor de vriendschap. Na afloop ga ik niet mee naar het café. Ik loop door de regen over de begraafplaats, om daar even mijn hand te leggen op de koude grafsteen van René Gude.
In de weken erna wordt het huis ontdaan van zijn spullen. De leegte die hij achterlaat wordt steeds groter. Dagelijks zie ik het huis en de tuin waar hij voor mij zo mee verbonden is. Hij mag er dan niet meer zijn, maar tegelijkertijd is hij er nog zo ontzettend wel. Ik zie de vriend die wekelijks bij hem op bezoek kwam nog regelmatig langsrijden. De komende weken zal de woningbouwvereniging er bezit van nemen om het op te knappen, iemand anders zal er zijn intrek nemen. Ik zal mijn tuin met iemand anders moeten delen.
Voor mijn keukenraam brandde al geruime tijd een lichtje, nu brandt het voor hem.