30 juni 2018


Vandaag ben ik bij iemand op bezoek die vertelt over het niet meer kunnen delen. Over belangrijke keuzes alleen moeten maken. Over alleen achterblijven. Ik moet denken aan de column van Femke van der Laan van vandaag. Zij schrijft wekelijks in het Parool over het leven in Amsterdam na de dood van haar man Eberhard.

Een deel uit die column: Ik maak nog steeds overal een verhaaltje van. De zingende vrouw, de mensen op straat, de frons in mijn fantasie. Ik kijk ernaar en sla het op, om het later te kunnen vertellen. Zoals ik dat altijd deed.
Verhaaltjes voor het slapengaan. Hoe was jouw dag? Ik fietste achter een vrouw die zong. Heel mooi. Iedereen keek naar haar. Ik wilde playbacken, maar ik deed het toch maar niet. Eigenlijk zou iedereen moeten zingen op de fiets. Of playbacken.

Mijn hoofd zit vol verhaaltjes. Elke dag opnieuw. Alsof er nog iemand is die moet worden bijgepraat 's avonds. Alsof er nog iemand is met wie ik belevenissen uitwissel. Een hoofd vol verhaaltjes, zodat hij weet wat er gebeurde toen hij even niet keek.

In mijn leven geen overleden partner, wel een soms duidelijk voelbare afwezigheid.
Voor de grote dingen in het leven bel je mensen. Maar die kleine dingen, die vullen je hoofd. Al die indrukken, die kleine gesprekken, observaties die je niet deelt. Zoals vandaag. De trotse blik in de ogen van de veteranen die in groten getale op weg zijn naar Veteranendag, al dan niet begeleid door kind of kleinkind. De broers die in het halletje zitten en op weg zijn naar hun vader. Ze kwamen drie uur geleden nog thuis van een feestje. Om hen de weeïge lucht van slaapgebrek, zweet en energiedrankjes. En de man die boven aan de roltrap uitgleed en een grote hoofdwond heeft. Zijn vrouw die beduusd de brancard volgt, de agent die even troostend langs haar mouw veegt.