1 november 2021


“Weet je wat nog veel vermoeiender is dan dat gehoest en genies”, zeg ik tegen mijn moeder die ik bel omdat ik me ziek en zielig voel en dan de stem van mijn moeder wil horen. “Een buurtgenote die drie nachten achter elkaar een feestje houdt.”

De eerste nacht begint met bezoek ’s avonds laat. De muziek gaat aan, het praten wordt harder, deuren worden dichtgeslagen. Ik herken het geluid al van de metalen lachgasflessen die ik al eens eerder geleverd heb zien worden. Om 2 uur hoor ik een telefoongesprek op de hal. “Waar sta je? O, sta je bij mijn huis, bro, nee joh, kom naar E.!” 

porseleinzwam

En ja hoor, even later wordt het feestje voortgezet met nog twee bezoekers. Ik hoor mijn lieve oudere bovenbuurtjes alweer naar de wc gaan, het is alsof we elkaar hiermee een teken geven: irriteer jij je ook zo? Na hooguit anderhalf uur slaap sta ik de volgende dag voor mijn klasje anderstaligen.

De tweede nacht begint het feest iets na twaalven. Het zal toch niet, denk ik nog. Maar weer dezelfde harde geluiden als de nacht ervoor. De bestelbus komt voorrijden, er worden twee nieuwe flessen afgeleverd. Ik lig geïrriteerd in bed, zoek het nummer op van de politie. Voel me laf omdat ik zelf niet naar boven ga. Lees dat lachgas niet strafbaar is. Stop een stel oude oordoppen in mijn oren, maar die voelen claustrofobisch, ik word gek van het geluid van mijn haperende ademhaling via mijn oren. Baal van de persoon die ik ben. Slaap door pure vermoeidheid toch nog vier uur. Zie dat de volgende dag de lege lachgasflessen weer worden opgehaald.

De derde nacht heb ik goede hoop. Het zou wel heel asociaal zijn als. Om kwart voor 1 rijdt een wit autootje voor, er stappen vier jongens uit. Ze hebben hun eigen flessen meegenomen. De bovenburen en ik doen een wedstrijdje wie het vaakst naar de wc kan. Ik krijg dat liedje van Brigitte Kaandorp maar niet uit mijn hoofd. Ik zie het wintertijd worden, weet nu dat de klok van mijn tablet niet meteen om 3 uur naar 2 uur springt. 

Ik stap uit bed. Ga op de bank zitten. De kat komt naast me zitten, kijkt me verwachtingsvol aan. Ik pak mijn telefoon en scroll naar de P. Zit met mijn vinger boven het telefoonicoontje. Waarom loop ik nou niet gewoon die trap op? Maar hoe meewerkend zijn mensen die net een fles lachgas hebben verbruikt? Wat nou als ze daarna bij mij verhaal komen halen? Ik zie het beeld van een steen door mijn ruit. En wat nou als ik bel en ik kom haar daarna tegen en ze vraagt wie er gebeld heeft, wat zeg ik dan? Ik oefen het gesprek in mijn hoofd, zoals zoveel gesprekken in mijn hoofd dwalen, altijd. Na een kwartier twijfelen druk ik op de knop. Een vriendelijke vrouw neemt op. Ik vertel dat dit al de derde nacht is. Dat ik zelf te schijterig ben. Dat ik weet dat lachgas niet verboden is. Dat er veel ergere dingen zijn waar ze het vast heel druk mee hebben. Dat ik niet zeker weet of haar zoontje ook in huis is.

Een half uurtje later loopt er iemand de trap af. Ze gaat voor de deur staan bellen. Wordt er een nieuwe bestelling geregeld? Ik sta mezelf vreselijk belachelijk te maken door in de gang om het hoekje van de deur naar de woonkamer te kijken naar wat er buiten gebeurt. De politie arriveert. De vrouw doet alsof ze niet bij het adres hoort waar ze aanbellen. Ik hoor hoe boven de flessen gehaast worden verplaatst terwijl de agenten naar boven lopen. Een paar minuten later gaan ze weer weg. Ik voel me beschaamd dat ik ze heb laten komen. Zo makkelijk was het kennelijk om ze stil te krijgen. Na een tijdje gaan de gasten weg, ze nemen de tegen elkaar kletterende flessen mee.

heksenkring van nevelzwammen

Tijd om me weer te richten op de dingen die er toe doen. Vorige week stond ik samen met iemand aan het pas gedolven graf van haar moeder. Wat een waardevolle middag was dat. Mooie gesprekken, prachtige natuur.

Ik kom deze tekst tegen van Maarten van Roozendaal, met de titel Afscheid:

Dan zal dit
Wel ons
Afscheid zijn

Dan is het nu dus echt voorbij
En zeg ik stoer iets als:
Laat het maar los
Je mag nu gaan

En dat jij rust en vrede vindt
Een geboorte van herinnering
En dat ik je veel te danken
Maar mag ik alsjeblieft mijn lief
Nu ook gewoon een potje janken